
1989 – 2001 De R129 viert zijn 30e verjaardag
De wereldpremière van de nieuwe SL-modelreeks R129 was één van de hoofdattracties van de Automobiel Salon van Genève die in maart 1989 werd gehouden. Met de voorgaande SL (R107), hadden de volledig nieuw geconstrueerde 300 SL, 300 SL-24 en 500 SL weinig gemeen. Een belangrijke verbetering was de passieve veiligheid voorzieningen. Een integraal onderdeel van het nieuwe veiligheidsconcept werd gevormd door de automatische rol-beugel. Een primeur in de automobielproductie. Bij een dreiging van omslaan werd de door sensors gestuurde rolbeugel binnen 0,3 seconden elektromagnetisch uitgeklapt. Ook kon de beugel naar wens van de bestuurder omhoog gezet worden. De hardtop bestond uit lichtmetaal en was daarmee 10 kg lichter dan die van de R107. Het gewicht van de carrosserieconstructie was nauwelijks gestegen ondanks de verbeterde veiligheidsaanpassingen. De nieuw ontwikkelde integraalstoelen boden bij een zijdelingse botsing verhoogde veiligheid. Het dragende stoelframe maakte het mogelijk om het gordelsysteem met gordelspanners, gordelhoogte verstelling en daaraan gekoppelde hoofdsteuninstelling in de stoel te integreren. De stoelenverstelling was daarbij geheel elektrisch.
Rolbeugel en windschot
De elektrohydraulische kap waarmee de R129 standaard uitgerust was bood bijzonder veel comfort. Het dak kon binnen 30 seconden worden geopend of worden gesloten. Daarbij werden de zijruiten en de rolbeugel naar beneden geschoven en aansluitend weer in hun uitgangspositie terug gebracht. Een verdere noviteit, die voor het eerst in de R129 modelreeks ter beschikking stond, was het zogenaamde windschot. Het windschot bestond uit een frame met luchtdoorlatend gaas dat zich met enkele handgrepen aan de rolbeugel liet bevestigen en in opgeklapte toestand het rijcomfort bij geopende kap duidelijk verhoogde. Het windgeruis en tocht werd met dit schot sterk gereduceerd. De SL was een combinatie van bewezen en nieuw ontwikkelde componenten. De wielophanging kwam in principe met dat van de limousines uit de modelreeksen W201 en W124 overeen. Verder werden technieken uit de nog te introduceren W140 S-Klasse toegepast. Op verzoek was tevens een nieuw ontwikkeld hulpsysteem leverbaar, dat drie deelsystemen met elkaar combineerde. De niveau-instelling en –regeling op de voor- en achteras hield de voertuighoogte bij draaiende motor steeds constant. Met deze automatische, snelheidsafhankelijke niveauverstelling werd op basis van de gereden snelheid het niveau van de auto verlaagd of verhoogd. Het derde component, het adaptieve dempersysteem ADS, regelde de verstelbare demping door middel van sensoren. Overeenkomstig sportieve aspiraties werden alle modellen van de R129 reeks standaard van 16” lichtmetalen velgen in 15-gaats design en met banden in de maat 225/55 ZR 16 voorzien. Deze in vergelijk met zijn voorganger grotere wielen lieten de inbouw van groter bemeten remmen toe, die op de verbeterde prestaties van de nieuwe SL berekend waren. Bij alle drie de modellen hoorde ABS tot de standaarduitrusting.
Motorische doorontwikkeling
Ook bij het motorenaanbod werd het nieuwe met het oude gecombineerd. Alle drie de motoren die verkrijgbaar waren vanaf de introductie werden standaard van een door een katalysator geregeld uitlaatgas-reinigingssysteem voorzien. De 3-liter zescilindermotor van de 300 SL (M103) had zich al geruime tijd bewezen in de limousines van de W124 en de W126 series en werd in de SL in een opgewaardeerde versie ingezet. De belangrijkste verbeteringen bestonden uit het opnieuw vormgeven van de verbrandingsruimte, waardoor de ruwe uitstoot van loolwaterstoffen verminderd werd, en een wijziging aan het uitlaatgas-reinigingssysteem. Door het wegvallen van de dicht bij de motor geplaatste, thermisch hoog belaste voorkatalysator en de grotere diameter van de uitlaatpijp van de tweestrooms katalysator kon het vermogen van de M103 motor van 180 tot 190 pk verhoogd worden. De 3-liter vierklepsmotor van de 300 SL-24 was een nieuw ontwikkelde constructie van de M103 motor. Qua draaiende delen kwam deze grotendeels met de tweeklepsversie overeen. Nieuw waren de vierkleps-cilinderkop en de voor het eerst bij een Mercedes-Benz toegepaste elektronisch geregelde verstelling van de inlaat nokkenas. De hogere compressieverhouding en een elektronische ontsteking met anti-klopregeling resulteerden in 40 pk meer vermogen voor de vierkleps M104 motor. Op de Salon van Genève zorgde de 500 SL voor opzien. Het was het topmodel van de nieuwe SL-modelreeks en uitgerust met een 326 pk sterke 5-liter V8 vierkleps motor. Daarmee was het De sterkste Mercedes-Benz personenauto op dat moment was. Constructief baseerde de V8 vierklepper M119 zich op de al sinds 10 jaar bekende lichtmetalen 5-liter M117.
Met het oog op de hogere prestaties had men vergaande modificaties aan het carterhuis, de krukas en de drijfstangen doorgevoerd. De nieuwe vierkleps-cilinderkoppen waren net als de zescilinder voorzien van verstelbare inlaat nokkenassen. De productie van de nieuwe SL-modellen vond niet, zoals bij zijn voorgangers, in Sindelfingen plaats, maar was om capaciteitsredenen naar Bremen verplaatst. Daar ging in maart 1989 de serieproductie van start.
6-liter V12
Vanaf oktober 1992, was de SL ook met een sterke 6-liter V12 motor leverbaar, die reeds dienst deed in de limousines en coupé’s van de W140. Ter verdere vermindering van de schadelijke uitlaatsgassen werd het injectie systeem gemodificeerd en werd er afgezien van de mengsel-verrijking bij volgas. De sterkste motor van het personenauto-gamma mobiliseerde daarmee “slechts” nog 394 pk, 14 pk minder dan de oorspronkelijke versie. Het nieuwe topmodel van de SL-serie was standaard met een hele reeks aan extra’s uitgerust, die bij de 500 SL alleen tegen meerprijs leverbaar waren. Naast het adaptieve dempersysteem met niveau-regeling aan de voor- en achteras omvatte de basisuitrusting onder andere Tempomat, automatisch dimmende binnenspiegel, koplampwissers, automatisch geregelde airco, lederen bekleding en stoelverwarming. Uiterlijk kon de 600 SL alleen aan het typeplaatje en de beide “V12” emblemen herkend worden, die bij de luchtuitstroom openingen achter de wielkasten aan de voorzijde waren geplaatst. Met het verschijnen van de 600 SL werd ook de 500 SL licht verbeterd. De voordien gebruikte versie van de vierkleps-V8 met Bosch KE-Jetronic injectie werd door de “Einheitsdeckmotor” vervangen, die we kennen uit de 500E en in de limousines en coupé’s van de S-Klasse W140. Karakteristiek voor de nieuwe motor waren het gewijzigde motorcarter en het elektronisch geregelde Bosch LH-Jetronic injectie-systeem met luchtmassa-meting. Net als bij de V12 motor werd afgezien van de mengsel verrijking bij volle belasting, een verlies van 5 pk. In juni 1993 werden ook aanduidingen aan de nieuwe typologie aangepast, die bij de presentatie van de W202 C-Klasse was ingevoerd. De legendarische en rijk aan traditie afkorting “SL” werd nu door een 3-cijferig getal gevolgd. Tegelijkertijd waren er ook technische wijzigingen te noteren. Beide zescilinder modellen kregen nieuwe motoren. De tweekleps en vierkleps varianten van de bekende 3-liter motoren werden door twee vierkleppers met 2,8- en 3,2 liter cilinderinhoud vervangen. De 2,8 liter motor van de SL 280 werd sinds oktober 1992 in de W124 serie en in de S-Klasse limousine 300 SE 2.8 gemonteerd en overtrof de M103 qua vermogen en koppel bij gelijk benzineverbruik. Bij de 3,2 liter motor, die al sinds maart 1991 in de S-Klasse modellen 300 SE en 300 SEL werd toegepast, lag het maximum koppel duidelijk hoger en werd bereikt bij een lager toerental. De SL 280 was als enige versie nog leverbaar met een handgeschakelde 5-bak.
Verbeteringen in nuances
In september 1995 werden op de Frankfurter IAA de optisch en technisch geactualiseerde SL-modellen gepresenteerd. De opgewaardeerde varianten kenmerkten zich door een licht gewijzigd carrosserie-ontwerp, een meer uitgebreide standaarduitrusting en nieuwere techniek. De carrosserie werd slechts minimaal veranderd. Nieuw vormgegeven voor- en achterbumpers, kleurloze knipperlichtglazen aan de voorzijde en de licht gewijzigde grille met nu zes lamellen lieten de SL nog dynamischer lijken. De zijbeplating was, net als de bumpers, niet meer in een contrasterende kleur gelakt maar in de kleur van de auto gespoten en hadden gewijzigde uitstroomopeningen. Verdere vernieuwingen waren de geheel in rode kleur lijkende bichromatische achterlichten en nieuwe lichtmetalen velgen in 12-gaats design, waarmee alle SL-typen nu standaard geleverd werden. Op verzoek stond bovendien een glazen dak met zonnescherm ter beschikking, dat in plaats van de gebruikelijke hardtop gemonteerd kon worden. In het interieur werden de portierpanelen, stuurwiel en stoelontwerp nog aangepast. Koplampen met Xenon-gasontladingslampen, die enkele maanden daarvoor voor het eerst in de nieuwe E-Klasse W210 waren voorgesteld, werden ook in de R129 leverbaar. Verdere technische verbeteringen betroffen de motoren en de versnellingsbak van de typen SL 500 en SL 600.
Bij beide modellen werd vanaf september 1995 een volledig nieuw ontwikkelde 5-traps automaat met Wandler koppelomvormer ingezet, die de voordien gebruikte bak met hydraulische regeling afloste. Basis was een elektronisch geregelde aansturing van de bak, die de schakelverhoudingen snel en zelfstandig aan elke rij-situatie aanpaste en die permanent met het elektronische motormanagement in verbinding stond. De motoren werden ter verdere vermindering van het brandstofverbruik en de schadelijke uitstoot nogmaals opgewaardeerd. De 5-liter V8 motor kreeg voor dit doel een gemodificeerde krukas, een geoptimaliseerde klepregeling, lichtgewicht zuigers, afzonderlijke bobines per cilinder en een verbeterd motormanagement systeem. De constructieve wijzingen aan de V12 motor bleven beperkt tot alleen de plaatsing van de bobines en het verbeterde motormanagement. Vanaf september 1995 stond voor beide modellen het Elektronische Stabiliteits Programma ter beschikking, dat de bestuurder door middel van sensorgestuurde remingrepen ondersteunde. Bij de SL 500 was het als extra leverbaar, bij de twaalfcilinder behoorde het tot de standaarduitrusting.
Wereldprimeur met remassistent
Vanaf juni 1996 was de nieuwe elektronisch geregelde automaat ook voor de zescilinders SL 280 en SL 320 leverbaar; bij de 2,8-liter variant op verzoek, bij de 3,2-liter als standaard. Sinds december 1996 konden de met deze automaat geleverde wagens ook met het ESP uitgevoerd worden. En men kwam weer met een wereldprimeur, die de actieve veiligheid diende, de remassistent. Deze voorziening werd standaard in alle modellen van de W140 en R129. Het systeem was in staat een noodstop te herkennen en kon, indien noodzakelijk, automatisch en binnen zeer korte tijd de maximale remdruk opbouwen. Vanaf april 1998 werd ESP bij de modellen SL 500 en SL 60 AMG in de lijst van standaardvoorzieningen opgenomen. Eind april 1998 werd op de Automobielsalon van Turijn een geactualiseerd SL-typenprogramma met nieuw ontwikkelde motoren en een licht gewijzigd ontwerp gepresenteerd. Tot de belangrijkste maatregelen van deze update behoorde de introductie van een nieuwe V-motorengeneratie met zowel zes als acht cilinders varianten. De M104 zes-cilinder lijnmotor en de M119 V8 werden daarbij afgelost. Dankzij drie-kleps techniek en dubbele ontsteking verbruikten de nieuwe motoren tot tien procent minder brandstof. Het topmodel SL 600 beschikte nog steeds over de M120 twaalfcilinder motor. De SL 60 AMG kwam te vervallen en was sinds juni 1998 niet meer leverbaar. Het ontwerp werd nogmaals beschaafd gemoderniseerd. Een licht gewijzigde achterzijde, waar de nu monochromatische achterlichtglazen in drie delen waren gevormd, een nieuwe ovale afdekking van de uitlaatpijp en een aanpassing aan de bumpers waren de kenmerken. Ronde vormen domineerden nu ook de buitenspiegels, die uit het SLK ontwerp kwamen. Portiergrepen en losse aanbouwdelen van de carrosserie werden net als de spiegels in de hoogglans kleur van de auto gespoten. De afmetingen en het ontwerp van de wielen werden ook vernieuwd. De gefacelifte SL-typen waren standaard met vijfgaats lichtmetalen velgen en banden in de maat 245/45 ZR17 uitgerust. In het voorjaar van 1999 werd het gamma van de R129 met twee bijzonder sterke modellen uitgebreid. De SL 55 AMG was van een 354 pk sterke V8 motor voorzien en de SL 73 AMG had een V12 aggregaat van 525 pk met een maximum koppel van 750 Nm. De topsnelheid was weliswaar elektronisch tot 250 km/u begrensd, maar op verzoek van de klant kon dit worden opgeheven.
2001 nieuwe generatie type R230
In augustus 1999 werd het ESP systeem ook bij de zescilinder modellen standaard geleverd. Twee jaar later, in juli 2001, kwam de allereerste SL van de nieuwe generatie R230 op de markt, een SL 500. Diezelfde maand liep in de fabriek in Bremen de laatste van in totaal 204.940 exemplaren van de R129 modelreeks van de band. Daarmee was dit model iets minder populair dan de R107 (237.287 stuks), maar met een jaarproductie van gemiddeld 16.500 auto’s had de R129 een hogere jaarproductie. Populairste model was de 500 SL met de M119 vierkleps-V8 5-liter motor waarvan 79.827 eenheden geproduceerd werden. De veruit zeldzaamste variant was de SL 280 met V6 motor, die vanaf 1998 als instapmodel fungeerde. Totaal rolden hier 1.704 stuks van de fabriek uit.



